Een paar dagen voor mijn operatie bel ik een paar vriendinnen op, ze willen me zien voor de ingreep. Prima, ik wilde toch al een vrijmibo doen met manlief, dus ze mogen aansluiten. Alleen komt dat mijn vriendin Amalia niet goed uit, dus ze komt een andere keer. Ik voel me opgelaten, geïrriteerd… maar ook opgelucht. En ik herken dit ook vaker in mijn sociale contacten sinds ik kanker heb. Waarom? Ben ik schuw aan het worden?
Mensenschuw, of toch niet?
Het is woensdagmiddag drie uur. Ik heb zojuist het tijdstip van de operatie doorgekregen van het ziekenhuis. Eindelijk! Hier zat ik al op te wachten. Ik zie er niet tegenop, maar ik wil wel even wat quality-time doorbrengen met manlief voordat de hele rollercoaster van behandelingen begint. Een ontspannen vrijdagmiddagborrel. Mijn vriendinnen Sarah en Amalia willen er ook bij zijn, zeggen ze. Alleen Amalia heeft een afspraak bij haar personal trainer die niet verzet kan worden. Of ze ook later in de avond kan aansluiten. Dat zou voor mij een beetje laat zijn, en dat zeg ik. Dan wil zij in het weekend komen, maar die dagen wil ik reserveren voor mijn gezin. Ik voel irritatie opkomen. ‘Voel je je niet verplicht, het komt wel weer een andere keer’, zeg ik tegen haar. Ergens ben ik ook opgelucht, ik merk dat ik steeds meer afstand voel naar haar. Waarom?
Op zo’n moment denk ik: kanker maak mij schuw. Waarom?
Deze gevoelens herken ik steeds vaker in mijn sociale interacties sinds ik kanker heb. Niet alleen bij vriendschappen, ook gewoon bij casual contacten. Bijvoorbeeld iemand die mij een bericht stuurt een week na mijn eerste chemo, om te gaan wandelen. Iemand die normaal gesproken alleen even vriendelijk naar mij zwaait. Van wie ik niet eens wist dat ze mijn telefoonnummer had. Ook dan: ik voel me opgelaten, maar heb er eerlijk gezegd geen behoefte aan.
Maar het is ook niet altijd zo. Neem dit voorbeeld: ik ga voor een CT-scan naar het ziekenhuis, dit is een aantal weken na mijn borstamputatie. De radiologe zegt tegen mij: ‘Doe even je BH uit’. Ik glimlach en kijk naar haar, en zeg: ‘Ik heb geen beha’. We kijken elkaar in de ogen en ik vervolg: ‘Ik heb geen borsten’. Ik zie dat ze schrikt als ze het beseft, maar we houden elkaars blik vast en… barsten in lachen uit. Daarna stelt ze een paar vragen: ze wil weten hoe het met me gaat en hoe ik het allemaal vind. De CT-scan gaat door en het contact duurde niet langer dan 10 minuten, maar ik liep naar buiten met een hele brede glimlach.
Dus wat is er aan de hand? Waarom laat ik iemand dichterbij komen en een andere persoon weer niet?
Er zit altijd een goede bedoeling achter
Laten we beginnen met deze uitgangspunten: mensen handelen vanuit goede bedoelingen. En ik weet dat het moeilijk is om ‘het juiste’ te doen voor mensen van buitenaf. Ze lopen op eieren.
Dus als ik dit weet, waarom vind ik het dan zo moeilijk om hier rekening mee te houden? Ben ik altijd zó mensenschuw geweest? Er was ooit een tijd van feestjes, borrels tot de kleine uurtjes, dansen. Dat is waar. Wat ook waar is, is dat ik altijd al de voorkeur heb gegeven aan minder vriendschappen, met diepere banden. Ik heb het ook altijd leuk gevonden om een praatje aan te knopen met een vreemde op straat, dat is ook waar. Maar ook niet met iedereen.
Verbinding in “high contrast”
Dat komt omdat ik altijd al behoefte aan verbinding heb gehad. Ik ben een verbinder en verwacht dat ook van mijn contacten. Sinds ik kanker heb, lijkt het alsof ik alles door een bril zie waardoor het contrast hoger is geworden. Concreet gezegd: ik ben nóg gevoeliger voor de afwezigheid van verbinding. Tegelijk heb ik juist nog méér behoefte aan verbinding. Authenticiteit is belangrijker geworden voor mij.
Dat geldt voor mijn vriendschappen en het contact met kennissen, maar ook met mensen op straat. Het belangrijkste is dat het authentiek voelt, oprecht. Niet alle vrienden willen dingen opzijzetten om in mijn agenda te passen, en dat is oké, zolang het contact oprecht is. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een vriendelijke groet op straat met een brede glimlach, boven het geforceerd proberen om “iets groots” te doen waar onze band niet op gebaseerd is. Dat voelt voor mij minder authentiek.
Wat te doen? Enkele tips
Dus voor mij geldt het wel: less is more. Is dit dé oplossing? Nee, er zit een keerzijde aan: ik kan me natuurlijk hierdoor gaan isoleren. Maar toch kies ik hier bewust voor. Voor mij is dit prima zo. Geldt dit voor alle mensen met kanker? Nee, iedereen heeft zijn eigen manier om met deze situatie om te gaan. En wat voor mij werkt, werkt mogelijk niet voor een ander. Toch zijn er enkele tips:
Voor je omgeving
1. Vraag aan de persoon zelf (op een gepaste manier en moment) waar deze zich prettig bij voelt. Als je het oprecht doet, is dat te voelen en heb je meer kans op een oprecht antwoord en minder ongemakkelijkheid.
2. Bied praktische hulp aan, zoals het regelen van maaltijden of het doen van boodschappen. Hier geldt ook: wat passend en oprecht is.
3. Luister echt, respecteer wensen en grenzen.
Voor mensen in dezelfde schuitje als ik
1. Hou in gedachten dat mensen altijd vanuit een goede intentie acteren. Ze bedoelen het goed en het is erg moeilijk voor ze om het juiste te doen.
2. Blijf oprecht, vooral met jezelf. Geef oprecht antwoord en wees duidelijk in je behoefte, wensen en grenzen.
3. Wees mild. Naar jezelf en naar anderen. Perfectie bestaat niet. Oprechtheid wel.
Uiteindelijk gaat het erom dat we elkaar ondersteunen op manieren die echt helpen. En dat kan door in verbinding met elkaar te blijven.
In haar blog “Caleidoscoop” belicht ervaringsdeskundige Alba thema’s die raken aan haar eigen ervaring, zoals identiteit, levenskracht, onzekerheid, verlies, vrouwelijkheid, en meer.
Afbeelding boven ter illustratie.